Dressuur
Doel
Dressuur heeft tot doel om het lichaam en de beweging van je pony - zijn natuurlijke eigenschappen - zo goed mogelijk te ontwikkelen. Door het doen van oefeningen ben je bezig je pony sterker te maken, maar ook om hem leniger en soepeler te krijgen. Je probeert je pony op een ontspannen manier zo gehoorzaam mogelijk te krijgen, waardoor hij op de kleinst mogelijke hulpen al doet wat jij van hem vraagt. Van buitenaf lijkt het dan net of je eigenlijk niets doet, alsof je pony alles helemaal uit zichzelf doet. Hoe verder je gevorderd bent in de dressuur, hoe minder je aan de ruiter kunt zien.
Iemand als Anky van Grunsven hoeft tijdens een Grand Prix-proef nooit een schop te geven om Salinero of Painted Black te laten doen wat zij moeten doen. Dat wordt nu bedoeld met een volmaakte harmonie tussen ruiter en paard.
Een gehoorzaam paard is altijd een voorwaarde om prettig te kunnen rijden. Daarom is dressuur de basis voor alle manieren van paardrijden.
Houding en zit
De manier waarop je op je paard zit, heeft invloed op het rijden. Een amazone die als een zoutzak in het zadel hangt, belemmert het paard in zijn bewegingen. Een gespannen zittende ruiter werkt eveneens verkeerd in op het paard. Hoe moet je zitten en hoe oefen je dat?
Allereerst: blijf rechtop in het zadel zitten, met je schouders een klein beetje naar achteren. Kijk voor je uit; als je naar beneden gaat turen, krijg je last van je schouders. Je hakken zijn het laagste punt, de stijgbeugel zit onder de bal van je voet.
De stijgbeugelriemen horen ongeveer zo lang te zijn als je arm. Als iemand je van opzij zou bekijken, moet je een denkbeeldige lijn kunnen trekken van je achterhoofd, naar beneden langs je bil, en dan naar de onderkant van je hak.
Je bovenarmen hangen langs je lichaam en je onderarmen steken naar voren, een beetje in het verlengde van je teugels. De teugels lopen tussen je pink en ringvinger naar binnen en piepen tussen duim en wijsvinger weer naar buiten. Zet je duimen op de teugels, zij zijn het hoogste punt.
Je handen houd je in een vuist, met je polsen iets naar buiten gedraaid. Zo kun je door je polsen naar buiten of naar binnen te draaien de lengte van de teugels korter of langer maken, probeer dat maar eens uit.
Ook op een gewone stoel kun je leren om goed rechtop te zitten.
Hulpen
Natuurlijke hulpen worden gegeven door de stem, zit, het been of de hand. Bij het geven van hulpen kan gebruik worden gemaakt van een rij- of longeerzweep of sporen.
Stemhulpen zijn vooral heel handig als je bezig bent een pony te longeren of wanneer hij voor de wagen staat, maar je mag ook in de dagelijkse rijtraining je pony toespreken, hoor! Gebruik altijd dezelfde commando’s, anders raakt je pony in de war. Laat je stem hoog en kort klinken wanneer je pony meer voorwaarts moet gaan en laag en langzaam als hij juist wat terug moet komen in tempo.
Je been- of kuithulpen laten je pony voorwaarts gaan. Je onderbenen moeten lichtjes contact maken met de paardenbuik. Door de schommelende beweging van je pony zal beurtelings je linker- en rechterkuit ‘in gevoel met het lichaam’ komen. Dat is wat anders dan met je kuiten blijven kloppen in de maat van de beweging! Daar reageert je pony op den duur niet meer op.
Als hij niet naar voren gaat op een kuitdruk, tik hem dan zachtjes aan met de zweep. Sporen gebruik je pas als je je benen rustig kunt houden en je aan meer verfijnde hulpen toe bent.
Met je zit kun je je pony als het ware tegenhouden of juist voorwaarts rijden. Als je je handen onder je zitbeenknobbels legt en je bekken naar voren kantelt, voel je goed wat een invloed je zit kan hebben.
Je handen ten slotte kunnen via de teugels seintjes naar de mond geven.
Overgangen
De hulp die je bij het terugrijden gebruikt, is de ophouding. Stel dat je terug wilt rijden in draf Je kuit drijft je pony aan, je hand vangt dit op, je maakt jezelf lang en gaat zitten in het zadel. Zodra je voelt dat de achterhand eronder komt en je pony nageeft, ontspan je je hand.
Bij het verruimen van het draftempo, wek je eveneens eerst meer energie op door te drijven, tegen een weerstand biedende hand aan, waarna je je pony voorzichtig toestaat om de passen meer te verruimen.
Aanspringen in galop is een verhaal apart. In het begin zal je dat gewoon vanuit de draf doen. Zorg dat je pony nageeflijk is en goed op je kuithulp reageert. Maak dan een halve ophouding (je hand even sluiten) met je buitenhand. Druk met beide kuiten aan, je binnenbeen op de singel, je buitenbeen iets achter de singel. Bij het terugrijden naar de draf is het heel belangrijk dat je je pony met je zit en je hand opvangt, omdat hij anders ‘uit elkaar valt’, als het ware op de voorhand stort en hard gaat draven.
Door het rijden van veel overgangen en tempowisselingen maak je de achterhand sterk, wordt je pony gehoorzamer, krijgt je pony meer impuls, wordt het evenwicht beter, kortom, het is een hele nuttige manier van werken.
Figuren
Een voorbeeld daarvan is de volte. Een volte is een cirkel die verschillende groottes kan hebben. Bij het rijden van een grote volte maak je gebruik van de hele breedte van de rijbaan. De volte heeft dan een middellijn van twintig meter. Een volte halve baan heeft een middellijn van tien meter en loopt precies tot de helft van de breedte van de rijbaan.
De lijn tussen A en X heet trouwens de middenlijn, ook wel renverseerlijn genoemd.
Een slangenvolte met drie of meer bogen, is een slingerende figuur over de breedte van de bak. De slangenvolte begint altijd op het midden van de korte zijde.
Een gebroken lijn is ook een figuur. Je doet alsof je van hand wilt veranderen, maar bij X ga je in eenzelfde schuine lijn weer terug naar de hoefslag.
Het rijden van een links- of rechtsomkeert waarbij je een soort taartpunt rijdt/maakt aan het eind van een lange zijde. Door een S van hand veranderen, is nog een manier om de andere kant op te gaan.
Vraag altijd aan je instructrice/instructeur of zij/hij de figuur een keertje voor je uit wil lopen als je niet precies begrijpt wat de bedoeling is. Er zijn zo veel verschillende figuren dat je vast af en toe in de war raakt.
Oefeningen
Wijken voor de kuit is een oefening om je pony opzij te laten gaan door een eenzijdige kuithulp, terwijl hij toch voorwaarts blijft gaan. Bij het wijken voor de rechterkuit, heeft je pony een klein beetje rechterstelling. Leg je rechterkuit wat achter de singel en vraag je pony zijwaarts te gaan. Je linkerkuit zorgt dat hij voorwaarts blijft en niet te snel naar de hoefslag ‘valt’. Je linkerteugel zorgt er eveneens voor dat hij niet zijn hele gewicht op de linkerschouder gooit.
Bij wijken voor de linkerkuit geef je de hulpen net andersom. Blijf recht in het zadel zitten en kijk waar je heen gaat, recht voor je uit.
Schouderbinnenwaarts is een oefening die heel veel verschillende dingen oplevert, mits goed uitgevoerd natuurlijk. Bij het rijden van een schouderbinnenwaarts, zet je met je buitenteugel de schouder wat naar binnen toe, zo dat het binnenachterbeen en het buitenvoorbeen in een spoor lopen. De andere twee sporen worden gevormd door het buitenachterbeen en het binnenvoorbeen. Je binnenbeen onderhoudt de buiging en het zijwaarts gaan, je buitenbeen zorgt dat de achterhand niet uitzwaait en laat je pony voorwaarts gaan. Met je binnenhand vraag je stelling. Deze oefening is hartstikke lastig, je moet er echt bij geholpen worden. Je versterkt er het binnenachterbeen van je pony mee, zorgt ervoor dat hij beter in balans komt, maakt er zijn schouders losser mee en verbetert zijn impuls en balans.
Achterwaarts gaan is een oefening die je pas kunt doen als je pony voor het been is - dus reageert op je kuithulp, al redelijk een overgang kan maken en nageeflijk is. Het doel van achterwaarts gaan, is het laten buigen van de achterbenen en het welven van de rug (oprekken van de rugspieren) waardoor de rug ook losser wordt. Als je het achterwaarts gaan gaat oefenen, begin dan langs de hoefslag. Doordat je aan een kant een afscheiding hebt, is het makkelijker om je pony recht te houden in het achterwaarts gaan.
Maak eerst een goede overgang naar het halthouden. Laat je hand rustig op zijn plek staan (begrenzen) en drijf aan met je kuit. Omdat je paard met zijn energie niet voorwaarts kan gaan, zal hij dit omzetten in een achterwaartse beweging. De meeste paarden begrijpen er in het begin niet veel van. Vaak moet een instructeur even helpen door voor de pony te gaan staan en hem desnoods een beetje naar achteren te helpen met een tikje van de zweep tegen de borst.
Een veel voorkomende fout is het scheef gaan. Behalve door je pony langs een afscheiding te laten lopen, helpt het ook om de kant waarnaar hij uitzwaait met je been te begrenzen en aan die kant wat extra stelling te vragen.
Beloon je pony meteen en vraag niet meer dan twee, drie pasjes. Rijd hem meteen daarna weer voorwaarts. Achterwaarts gaan is zeker geen beginnersoefening.
Maak jouw eigen website met JouwWeb