Springzadel

Een paard dat springt, maakt andere bewegingen dan een paard dat gewoon rechtdoor loopt. De ruiter moet voor, tijdens en na het springen zo goed mogelijk meegaan in de beweging van het paard. Je noemt de houding van de ruiter, met je achterste uit het zadel, de verlichte zit. Deze is uitgevonden door de Italiaan Caprilli.


In een springzadel zit je met korte beugels zodat je knieën een beetje opgetrokken zijn. Zo kun je beter uit het zadel komen en krijgt je paard geen last van zijn rug. De kussens waar je knieën tegenaan rusten - de wrongen - zijn dik zodat je er steun aan hebt. De achterkant is laag waardoor je minder kans hebt om tegen de lepel aan te komen als je landt. Soms is er aan de onderkant van de singel een (leren) plaat vastgemaakt die de buik van het paard beschermt tegen zijn eigen hoeven als hij zijn benen intrekt.